Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·grij·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aangrijpen
greep aan
aangegrepen
klasse 1 volledig

Werkwoord

aangrijpen

  1. overgankelijk met kracht aanpakken
    • De lakse agent werd door de boze vrouw aangegrepen. 
  2. aanvallen.
  3. hevig ontroeren
    • Het gedicht over haar overleden vader greep haar heel erg aan, zodat ze heel erg moest huilen 
     Maar de waarheid was dat het verhaal van Perry Zuidam haar erg had aangegrepen.[1]
Spreekwoorden

De gelegenheid aangrijpen.

  1. Van de gelegenheid gebruik maken wanneer die zich voordoet.
    • De student greep de herkansing van het examen met beide handen aan, daardoor had hij toch nog een kans zijn diploma op tijd te halen. 
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be