Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ge·hoord
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: aanhoren…
verbogen vorm: aangehoorde

aangehoord

  1. voltooid deelwoord van aanhoren
     Haar opmerkingen in de trend van ‘Jordie kan beter verliefd zijn op een meisje’ werden door de analisten met verbaasde gezichten aangehoord.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen