Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ge·bracht
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: aanbrengen…
verbogen vorm: aangebrachte

aangebracht

  1. voltooid deelwoord van aanbrengen
     Haar nagellak was van dezelfde kleur en de make-up die ze droeg was zo zorgvuldig aangebracht dat het puur natuur leek.[1]

Bijvoeglijk naamwoord

stellend
onverbogen aangebracht
verbogen aangebrachte
partitief aangebrachts
  1. van iets dat het op iets anders is gedaan
    • Toen we het huis wilden verven moesten we eerst de eerder aangebrachte verflagen verwijderen. 

Gangbaarheid

Verwijzingen