Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·flits·ten

Werkwoord

vervoeging van
aanflitsen

aanflitsten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanflitsen
    • ...dat wij aanflitsten. 
    • ...dat jullie aanflitsten. 
    • ...dat zij aanflitsten. 

Gangbaarheid