aandeelhouder
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aandeelhouder (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaandelˌhɑudər / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·deel·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aandeel zn en houder zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aandeelhouder | aandeelhouders |
verkleinwoord | aandeelhoudertje | aandeelhoudertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aandeelhouder m
- (financieel) een houder van één of meer bewijzen van aandeel
- De aandeelhouders werden erg zenuwachtig over een mogelijk naderende beurskrach.
Synoniemen
Hyponiemen
- familieaandeelhouder, grootaandeelhouder, hoofdaandeelhouder, medeaandeelhouder, meerderheidsaandeelhouder, minderheidsaandeelhouder, privéaandeelhouder, referentieaandeelhouder
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een houder van één of meer bewijzen van aandeel
Gangbaarheid
- Het woord aandeelhouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aandeelhouder" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be