Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·dam·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aandampen
dampte aan
aangedampt
zwak -t volledig

Werkwoord

aandampen

  1. ergatief met nevel bedekt raken, beslaan
    • M'n bril is aangedampt door m'n mondkapje. 


Gangbaarheid