aanbodkant
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanbodkant (hulp, bestand)
- IPA: / ˈambɔtˌkɑnt / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·bod·kant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aanbod zn en kant zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanbodkant | aanbodkanten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de aanbodkant m
- (economie) de verkopers van een product in een markt relatie
- Ons zorgstelsel is een markt met vragers (patiënten, naasten) en aanbieders (medische professionals, ziekenhuizen, verpleeghuizen). Een derde partij opereert zowel aan de vraag- als aan de aanbodkant, de zorgverzekeraars. Zij verkopen verzekeringen aan alle meerderjarigen en zijn tevens ‘makelaar’. [1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord aanbodkant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ NRC 12 mei 2015