Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·be·lang·de

Werkwoord

vervoeging van
aanbelangen

aanbelangde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanbelangen
    • ... dat ik aanbelangde. 
    • ... dat jij aanbelangde. 
    • ... dat hij, zij, het aanbelangde. 
  1. verbogen vorm van aanbelangd, voltooid deelwoord van aanbelangen