Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Zwiw·we·le

Zelfstandig naamwoord

Zwiwwele

  1. vrouwelijk meervoud van Zwiwwel
    «Letschde Sunndaag hawwich mei Zwiwwele geblanst.»
    Afgelopen zondag heb ik mijn uien geplant.