Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Zwe·ve·gem·me·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Zwevegemmenaar Zwevegemmenaren
verkleinwoord Zwevegemmenaartje Zwevegemmenaartjes

Zelfstandig naamwoord

de Zwevegemmenaarm

  1. (demoniem) iemand afkomstig uit de Belgische plaats Zwevegem en/of iemand die in die plaats woont
Verwante begrippen

Gangbaarheid