Duits

Uitspraak
  • IPA: /ʃtoːs/, meervoud: /'ʃtøːsə

Zelfstandig naamwoord

Verbuiging
  • Stoß m (Zwitserland en Liechtenstein: Stoss)
  1. stoot, steek, uitval
  2. stapel, berg
  3. zijkant
  4. (zoötomie) staart bij gevogelte
  5. (imkerij) zwerm bijen