Schwangerschaftsübelkeit
Duits
Uitspraak
- IPA: /ˈʃvaŋɐʃafʦʔyːbl̩kaɪ̯t/, (duidelijk uitgesproken) /ˈʃvaŋɐʃafʦʔyːbəlkaɪ̯t/
Woordafbreking
- Schwan·ger·schafts·übel·keit
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van Schwangerschaft en Übelkeit met een tussen-s.
Zelfstandig naamwoord
Schwangerschaftsübelkeit v
- (meervoud zelden) zwangerschapsmisselijkheid
- «Die Schwangerschaftsübelkeit tritt während der ersten sechszehn Schwangerschaftswochen auf.»
- Zwangerschapsmisselijkheid treedt tijdens de eerste zestien zwangerschapsweken op.
- «Die Schwangerschaftsübelkeit tritt während der ersten sechszehn Schwangerschaftswochen auf.»
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Schwangerschaftsübelkeit | die Schwangerschaftsübelkeiten |
genitief | der Schwangerschaftsübelkeit | der Schwangerschaftsübelkeiten |
datief | der Schwangerschaftsübelkeit | den Schwangerschaftsübelkeiten |
accusatief | die Schwangerschaftsübelkeit | die Schwangerschaftsübelkeiten |
Synoniemen
- (vaktaal) Hyperemesis gravidarum