Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Rijks·veld·wacht
Woordherkomst en -opbouw

Eigennaam

Rijksveldwacht v

  1. (geschiedenis) (Nederland) specifieke dienst van gerechtsdienaren en opzieners van jacht en visserij, voorloper en later onderdeel van de rijkspolitie
      Art. 3. De Rijks-veldwacht bestaat in het algemeen in:
    a. het doen van dag-en nacht-rondes zoo binnen den bebouwden kring der gemeenten, als inzonderheid ten platten lande, ter handhaving der openbare orde, ter beveiliging van personen en goederen en ter voorkoming van misdrijven; en voorts in het bijzonder in:
    b. het waken tegen bedelarij en landlooperij;
    c. het toezigt op vreemdelingen;
    d. de bewaking van het jagtveld en de visscherij;
    e. het in bewaring nemen van zwervende, beschonkene en verlaten personen;
    f. het opsporen van misdadigers en het inwinnen van informatien nopens gepleegde misdrijven;
    g. het dienstbaar zijn tot de handhaving der orde op de openbare teregtzittingen der onderscheidene regts-collegien;
    h het overbrengen of transporteren van gevangenen;
    i. de beteekening van dagvaardingen en andere geregtelijke stukken in strafzaken.
    [3]
Schrijfwijzen
  • Rijks-veldwacht
Verwante begrippen

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   .nl Weblink bron “07. De Rijksveldwacht” op politieacademie.nl
  3.   Weblink bron Nederlanden in: Nederlandsche staatscourant (19 november 1856), Bureau der Nederlandsche Staats-courant, 's-Gravenhage, p. 1