Oudsaksisch
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Oudsaksisch (hulp, bestand)
- IPA: /ɑutˈsɑksis/
ISO 639-3 |
---|
osx |
bestand |
Woordafbreking
- Oud·sak·sisch
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van oud bn en Saksisch zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Oudsaksisch | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het Oudsaksisch o
- (taal) de voorloper van het huidige Nedersaksisch in de periode 650-1100
Vertalingen
1. de voorloper van het huidige Nedersaksisch in de periode 650-1100
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Oudsaksisch | Oudsaksischer | - |
verbogen | Oudsaksische | Oudsaksischere | - |
partitief | Oudsaksisch | Oudsaksischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
Oudsaksisch
- behorend tot of afkomstig uit het Oudsaksisch
- Op basis van deze naam meent de oudgermanist Quak dat de tekst niet Oudnederlands maar Oudsaksisch is. [1]
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Gangbaarheid
- Het woord Oudsaksisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.