Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Noord·zee·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Noordzeewater Noordzeewateren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het Noordzeewatero

  1. water uit de Noordzee
    • In juli vertrekt ze richting Goodwin Sands, voor de kust van het Britse Ramsgate (bij Dover). Voor de opgraving wordt drie maanden lang 24 uur per dag - in 12-uursdiensten - gedoken in het troebele Noordzeewater.[1] 
    • Na de afsluiting van het meer was er volgens Van Bragt ook al sprake van massale sterfte. 'Daarom is toen een spuisluis aangelegd, zodat er alsnog Noordzeewater in het meer kon komen. Maar dat is lang niet voldoende.'[2] 

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen