Katwijker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Kat·wij·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Katwijker | Katwijkers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Katwijker m
- (demoniem) een inwoner van Katwijk, of iemand afkomstig uit Katwijk
Verwante begrippen
Demoniemen bij Katwijk in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Katwijker • inwoonster: Katwijkse • bijvoeglijk: Katwijks, Katwijker |
stellend | |
---|---|
onverbogen | Katwijker |
verbogen | - |
Bijvoeglijk naamwoord
Katwijker
- (demoniem) op Katwijk betrekking hebbend
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'Katwijker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.