Hamburger
Nederlands
Niet te verwarren met: hamburger |
Uitspraak
Woordafbreking
- Ham·bur·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Hamburger | Hamburgers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Hamburger m
- (demoniem) een inwoner van Hamburg, of iemand afkomstig uit Hamburg
Verwante begrippen
Demoniemen bij Hamburg in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Hamburger • inwoonster: Hamburgse • bijvoeglijk: Hamburgs, Hamburger |
stellend | |
---|---|
onverbogen | Hamburger |
verbogen | - |
Bijvoeglijk naamwoord
Hamburger
- (demoniem) op Hamburg betrekking hebbend
Synoniemen
Vertalingen
1. op Hamburg betrekking hebbend
Gangbaarheid
- Het woord 'Hamburger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.