Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Fae·röer·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Faeröerse Faeröersen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Faeröersev

  1. (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Faeröer, of een vrouw afkomstig uit Faeröer
Verwante begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

Faeröerse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Faeröers

Gangbaarheid