Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Dorf
Woordherkomst en -opbouw
  • Komt uit het Germaans (vgl. het Gotische þaurp); uit het Oudhoogduitse thorf, dorf en het Nederduitse dorpe; etymologische verwantschap met het Oudsaksische thorp, tharp, het Oudfriese thorp, therp, het Engelse thorp, het IJslandse þorp, het Nederlandse en Zweedse dorp en het Deense torp. Mogelijk is er verwantschap met Oudgriekse τύρβη (gedrang) en het Litouwse troba (huis).

Zelfstandig naamwoord

Dorf o

  1. dorp
Verbuiging
Antoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden

die Kirche im Dorf lassen

  • Niet overdrijven.

die Kirche ums Dorf tragen

  • Onnodig omslachtig te werk gaan.

mit der Kirche ums Dorf laufen/fahren

  • Onnodige omwegen maken, veel omhaal maken.

ein globales Dorf

  • Een mondiaal dorp.

ein olympisches Dorf

  • Een Olympisch dorp.

ein Potemkinsches Dorf

  • Een schijnvertoning, een voorspiegeling.

für jemanden böhmische Dörfer sein / für jemanden ein böhmisches Dorf sein

  • Ergens niets van begrijpen of weten.

(informeel) auf/über die Dörfer gehen

  • Omslachtig te werk gaan of vertellen.

(kaartspel, skaat) auf die Dörfer gehen

  • Eerst de bijkaarten uitspelen.

(kaartspel, skaat) aus jedem Dorf einen Hund haben / in jedem Dorf einen Hund haben

  • Slechte kaarten hebben en van alle soorten kaarten wat hebben.

nie aus seinem Dorf herausgekommen sein

  • Een beperkte horizon hebben.

eine Sau durchs Dorf treiben / eine Sau durchs Dorf jagen

  • Een ballonnetje oplaten (voorzichtig proberen te weten te komen of iets bij iemand aanslaat).

die Welt ist ein Dorf

  • De wereld is klein, bergen en dalen ontmoeten elkaar niet, maar mensen wel.
Spreekwoorden

(informeel) Morgen wird eine andere Sau durchs Dorf getrieben. / Morgen läuft eine andere Sau durchs Dorf.

  • Een ballonnetje oplaten (voorzichtig proberen te weten te komen of iets bij iemand aanslaat).
Afgeleide begrippen