Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Ca·ra·ceen·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Caraceense Caraceensen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Caraceensev

  1. (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Caracas, of een vrouw afkomstig uit Caracas
Verwante begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

Caraceense

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Caraceens

Gangbaarheid