Antrag
Duits
Uitspraak
- IPA: /ˈantʀaːk/
Woordafbreking
- An·trag
Woordherkomst en -opbouw
- Deverbatief van antragen.
Zelfstandig naamwoord
Antrag m
- aanvraag, verzoek, verzoekschrift, vordering (vaak min of meer officieel).
- «Reichen Sie uns bitte einen schriftlichen Antrag ein!»
- Dient u alstublieft een schriftelijke aanvraag in!
- «Dem Antrag wurde (nicht) stattgegeben.»
- Dit verzoek werd (niet) ingewilligd.
- «Sie sollten einen Antrag auf Beihilfe stellen.»
- U zou een verzoek tot steun moeten indienen.
- «Dafür genügt ein formloser Antrag.»
- Een eenvoudige aanvraag is voldoende.
- «Reichen Sie uns bitte einen schriftlichen Antrag ein!»
- aanvraagformulier
- «Besorgen Sie sich am Schalter einen Antrag!»
- Haalt u bij het loket een aanvraagformulier!
- «Besorgen Sie sich am Schalter einen Antrag!»
- een ter stemming of afstemming ingediend ontwerp; voorstel
- «Der Antrag wurde im Parlament eingebracht.»
- Het voorstel werd bij het parlement ingediend.
- «Die Parlamentarier berieten über den Antrag und stimmten in einer zweiten Sitzung über diesen ab.»
- De parlementariërs overlegden over het voorstel en stemden er in tweede lezing over.
- «Der Antrag wurde im Parlament eingebracht.»
- aanzoek
- «Er machte seiner langjährigen Freundin einen Antrag.»
- Hij deed zijn jarenlange vriendin een aanzoek.
- «Er machte seiner langjährigen Freundin einen Antrag.»
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Antrag | die Anträge |
genitief | des Antrages, des Antrags |
der Anträge |
datief | dem Antrag, dem Antrage |
den Anträgen |
accusatief | den Antrag | die Anträge |
Synoniemen
- [1] Gesuch, Forderung
- [2] Antragsformular
- [4] Heiratsantrag
Verwante begrippen
Hyperoniemen
- [1, 3] Anfrage
- [2] Formular
- [4] Annäherung
Hyponiemen
- [1] Anklageerhebung, Asylantrag, Bauantrag, Beweisantrag, Bewerbung
- [3] Änderungsantrag, Volksbegehren