Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈaŋl̩haːkŋ̍s/, (duidelijk uitgesproken) /ˈaŋəlˌhaːkəns/
Woordafbreking
  • An·gel·ha·kens

Zelfstandig naamwoord

Angelhakens m

  1. genitief enkelvoud van Angelhaken