Afrikaan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Afri·kaan
Woordherkomst en -opbouw
- van Latijn Africānus 'betreffende Afrika, wat met Afrika van doen heeft', ook als agnōmen ('bijnaam') van enkele Romeinse generaals, zoals Publius Cornelius Scipio Africanus maior, Publius Cornelius Scipio Aemilianus Africanus minor, op te vatten als afgeleid van Afrika met het achtervoegsel -aan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Afrikaan | Afrikanen |
verkleinwoord | Afrikaantje | Afrikaantjes |
Zelfstandig naamwoord
de Afrikaan m
- (demoniem) bewoner van Afrika of iemand die uit Afrika afkomstig is
- Mensen die in Afrika wonen, heten Afrikanen.
- (spreektaal) persoon met een afkomst uit Afrika bezuiden de Sahara, met donkere huidskleur
Verwante begrippen
Demoniemen bij Afrika in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Afrikaan • inwoonster: Afrikaanse • bijvoeglijk: Afrikaans |
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord Afrikaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.