Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • 20e-eeu·wer
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van 20e en eeuw met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord 20e-eeuwer 20e-eeuwers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de 20e-eeuwerm

  1. iemand die in de 20e-eeuw (1901 tot en met 2000) heeft geleefd

Gangbaarheid