Latijn

Achtervoegsel

-tūdo

  1. vormt (vrouwelijke) zelfstandige naamwoorden van bijvoegelijke naamwoorden, hiervan de eigenschap gevend, -te. Wordt achter de woordstam geplaatst, gewoonlijk de genitief.
    «altus → alti → altitūdo»
    hoog, diep → hoogte, diepte
Verbuiging