трусы

Russisch

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

• трусы́
  • Geluid:  трусы́    (hulp, bestand)
  • IPA: /trʊˈsɨ/
• тру́сы
  • IPA: /ˈtrusɨ/

	enkelvoud	meervoud
nominatief	—	трусы́
genitief	—	трусо́в
datief	—	труса́м
accusatief	—	трусы́
instrumentalis	—	труса́ми
locatief	—	труса́х

Zelfstandig naamwoord

трусы́ mv m

1. (kleding) onderbroek, ondergoed

   «Прямо в труса́х, не одеваясь, Жора Козакевич вышел на улицу.»

   Gewoon in zijn ondergoed liep Zjora Kozakevitsj zonder zich aan te kleden de straat op.

2. zwembroek

Zelfstandig naamwoord

тру́сы

1. nominatief meervoud van трус

   «Но только тру́сы боятся препятствий: таких, как я, они привлекают.»

   Maar alleen lafaards vrezen hindernissen. Mensen zoals ik worden erdoor aangetrokken.