Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • ø·bo·er
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Deense zelfstandige naamwoord ø met het achtervoegsel -boer
Naar frequentie 105558

Zelfstandig naamwoord

øboer

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van øbo
Schrijfwijzen
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   øboer     øboeren     øboere     øboerne  
genitief   øboers     øboerens     øboeres     øboernes  

Zelfstandig naamwoord

øboer, g

  1. eilandbewoner, eilander
Schrijfwijzen

Verwijzingen